Afgelopen anderhalf jaar moest ROAZ-regio Zwolle, net als andere regio’s, de zorg opschalen vanwege de COVID-pandemie. Regio Noord- en Oost-Gelderland (NOG) maakte samen met de partners in de zorgketen de keuze voor de inzet van zorghotels. Margje Mahler startte begin vorig jaar als directeur Zorg en welzijn bij Zorggroep Apeldoorn en stapte in op een rijdende trein als verantwoordelijke voor één van de drie zorghotels die werden ingezet: ‘De trein reed niet alleen in volle vaart, ook moesten de rails tijdens het rijden nog worden gelegd’.
Margje Mahler, directeur Zorg en welzijn bij Zorggroep Apeldoorn
Zorginfarct voorkomen
‘Tijdens de eerste golf wisten we dat er veel patiënten waren en de ziekenhuizen vol lagen. In de regio keken we samen hoe we zorginfarcten konden voorkomen. We besloten één afdeling van onze locatie Randerode (deze zit vast aan het Gelre ziekenhuis) helemaal vrij te maken en te verbouwen met een sluis en andere benodigdheden. Patiënten die hier kwamen hadden allemaal COVID én tijdelijk complexe zorg nodig. Betrokken organisaties uit de regio leverden gezamenlijk het personeel. We bundelden onze expertise en creëerden een veilige werk- én herstelomgeving.’
Personeelstekort
‘Na de eerste golf evalueerden we deze oplossing en maakten nieuwe plannen, gezamenlijk met de Veiligheidsregio en alle betrokken partners. We besloten over te gaan naar een organisatie overstijgend zorghotel op locatie Casa Bonita, waar we een grotere afdeling vrij konden maken voor maximaal 32 patiënten. Ook hier bouwden we sluizen en werd betrokken organisaties gevraagd personeel en voorraad te leveren. We hadden heel duidelijke richtlijnen, waardoor alles snel opgeschaald kon worden. Het enige dat spannend was, was het personeel. In de tweede golf is deze regio enorm hard geraakt. Rond kerst was het echt spannend. In twee dagen tijd kregen we 15 aanvragen, die ontzettend intensieve zorg nodig hadden. Dit kregen we met elkaar niet geregeld, organisaties kampten met interne uitbraken en hadden hun beschikbare personeel al afgevaardigd. Huisartsen, brandweer en vrijwilligers boden hulp, maar het ging zo snel dat we de zorg niet konden leveren. We hebben toen met een liaison van defensie alle opties verkend en zijn uiteindelijk tot de conclusie gekomen dat we hulp nodig hadden van hun medisch geschoolde personeel.’
Missie in eigen land
‘De samenwerking met defensie heb ik als heel positief ervaren, we leerden veel van elkaar. Zo kwamen ze de eerste dag binnen met een eigen mondneusmasker. Ik gaf aan dat wij alleen werken met een medisch goedgekeurd mondneusmasker en dat werd direct de nieuwe lijn. Ook nieuw defensiepersoneel was hiervan op de hoogte, zonder dat wij iets hoefden te zeggen. Geen discussie, een order is een order. Ook de korte en duidelijke overleggen, de zogenaamde motorkapoverleggen, hebben we van hun overgenomen. Aan de andere kant leerden ze van ons om te gaan met mensen die niet ziek lijken, maar dit wel zijn. Ze zagen hele andere verwondingen dan ze gewend zijn. Ook was het voor hun nieuw dat patiënten hun eigen familieleden konden zijn. Zoals ze zelf aangaven, het was een missie in eigen land.’
Meerwaarde voor herstel
‘Ik kijk terug op een intensieve periode. Je leert snel over je schaduw te stappen, doordat je een grote gezamenlijke opgave hebt. Hierdoor konden we stappen zetten en gesprekken voeren met elkaar. We droegen een gezamenlijke verantwoordelijkheid. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) was positief over onze aanpak. Zij kwamen langs en gaven terug dat door deze manier van organiseren, de instructies voor het personeel helder waren en dat het een grote meerwaarde was voor het herstel, dat patiënten niet in isolatie op hun kamer moesten verblijven en vrij konden rond bewegen. Het heeft veel van iedereen gevraagd, we hebben het er allemaal naast gedaan, maar door ieders enorme inzet konden we het met elkaar organiseren.’